Toen ik me dinsdagavond richting de Sociëteit begaf om de wedstrijd van ons tweede regionale team tegen Chess Sociëty Zandvoort N1 te spelen, meldde ik mijn vrouw (Joke) dat ik wel snel van het bord geveegd zou worden en dat ik vreesde dat het wel eens 0 -6 kon worden.
[Inderdaad: de NHSB kent nu, wegens personeelsgebrek aan schakers, slechts zestallen.]
Maar het liep anders…
De hoofdreden van een ander verloop was dat Zandvoort zijn drie sterkste spelers moest missen: Stafan Becker (2323), John Cornelisse (2182) en Erik van den Dikkenberg (2115). Het elo-gemiddelde bedroeg daarmee niet 2085 maar slechts 1932.
Dat scheelde maar weinig met onze 1905. De verschillen aan de borden 2 t/m 5 waren uiterst klein, alleen op de randborden had Zandvoort een wat grotere voorsprong: bord 1 62 elopunten en bord 6 54 punten. Dat beloofde dus een spannende wedstrijd en dat werd het ook.
Het eerste (verlies)punt kon je bijna uittekenen. Sjoerd is nu al twee keer HWP-kampioen snelschaken geworden, dus het tempo is bij hem altijd hoog. Helaas leverde dit niks op. Hij liet onnodig/vrijwillig een zware aanval op zijn koning toe. Hij dacht dat het alleen maar eeuwig schaak was. Maar als zijn tegenstander toch nog iets anders probeert, zet hij zijn dame precies op het veld waar ze niet moest staan:
Zwart had hier een winnende zet in 32 .. Lg3+ en staat na het gespeelde 32…Lf5 alleen nog maar beter. Maar niet na Sjoerds antwoord 33 De2??, veld e2 heeft de koning juist nodig om te kunnen vluchten naar het centrum. Na 33 De2 Lf4+ 34 Kg1 Dh2+ 35 Kf1 Lh3+ 36 Ke1 is het mat omdat Ke2 niet legaal is.
Dit punt achterstand bleef vrij lang staan, want er volgden enkele remises. René Schulenberg was zeer ontevreden over zijn partij: hij bleek zelfs een nederlaag genoteerd te hebben. Bij snel naspelen leek het een vrij saaie partij, maar er waren wel twee momenten waarin elk van de spelers winnend voordeel had kunnen krijgen:
Wit kan hier een vrijwel winnende stelling bereiken na 18 cxd5 exd5 (of Lxd5) 19 Lxe4 dxe4 (of Lxe4) 20 Pc4 met kwaliteitswinst. Wit ruilde echter niet eerst op d5 maar sloeg direct op e4, zodat Pc4 niet goed gaat.
Maar ook René had een fantastische kans:
Na 37 .. e3 heeft het paard geen enkel veld (38 Pd3 e2), zelfs niet h3, want dat heeft wit net met g3 weggegeven. Zwart wint een vol stuk (tegen een pion). René had duidelijk niet zijn avondje.
Ben de Jong had een ploeteravond. Hij baalde al dat hij even vergeten was dat hij zijn witveldige loper buiten de keten had moeten plaatsen, maar na 4 .. e6 was dat niet meer mogelijk. Bens stelling is vreselijk passief en wit kan kosteloos van alles en nog wat proberen. Dat deed Olaf prima en hij stond de hele tijd ruim beter. Zie maar eens de stelling na zet 38 van zwart:
De witveldige zwarte loper is droevig opgesloten, maar vervult nog wel een taak: b7 dekken. De machines geven hier wit groot voordeel: 32 h4 Ph8 33 Tb3 Pf7 34 Db1+-. Deze stelling zal nog heel wat techniek vereisen om te winnen, maar het is duidelijk dat zwart alleen maar kan afwachten of wit het juiste plan ook vindt.
Maar heel verrassend speelde Olaf 32 Ld3? en het staat meteen gelijk, al zal dat wel niet de reden zijn dat hierna tot remise werd besloten.
Het stond nu dus 2-1 en het zag er niet direct naar uit dat HWP dit puntje achterstand nog zou inlopen. Enno haalde in een heroïsche en moeilijke Benoni alles uit de kast, maar kon eigenlijk best verliezen, Bart stond matig, maar niet heel slecht en Harry kwam goed uit de opening. Dacht ik, want zonder zijn zetjes kan ik dat niet bewijzen.
Harry verloor en dus moesten de twee randborden de redding brengen. En dat lukte wonderwel.
Bart had een slechte loper opgelopen en als gezegd: het zag er niet echt goed uit. Maar de remisemarge werd lange tijd niet overschreden. Tot Christian meende een sterke vrije a-pion te kunnen maken:
Zwart forceerde nu op de damevleugel met: 33 .. b4? 34 ab4 a4 35 Tb1?! (beter is .. Tc3) ..Pd2? 36 Ta1 en wit wint op zijn slofjes met de verbonden vrijpionnen op de damevleugel.
Nu moest alleen ondergetekende nog winnen. Het werd een fantastisch gevecht dat Sven had kunnen winnen als hij niet een stevige blunder geproduceerd had. Toen hij daarna een remisekans liet lopen en ten slotte in een zelfmat liep, was het gelijke spel van de wedstrijd (3-3) een feit.
Zwart staat hier vrijwel verloren zeker als zwart slaat op f5. Maar ik dacht een slimmigheidje te kunnen uitvoeren: 27 .. Ld4+. Op zich heeft de zet weinig om het lijf (na 28 Kh1), maar ik hoopte dat Sven deze loper lastig zou vinden, omdat hij veld g1 beheerst. Dus speelde hij waar ik op hoopte: 28 Pxd4??. Niet alleen is het voordeel verdwenen, wit staat ineens slechter.
De betere stelling bouwde Enno uit tot winst:
Sven dacht nu te winnen met 31 Te1, omdat Te8 ongedekt is. Maar zwart heeft nog twee antwoorden: eentje met klein voordeeltje en eentje met gewonnen stelling voor zwart. Ik speelde 31 .. Pf4 wat wit de kans geeft om te ontsnappen. Ergens in mijn achterhoofd zat ook nog de gedachte (heel even maar) om te slaan op e1 en dat was wel de juiste zet: 31 .. Dxe1 32 Lxe1 Txe1 33 Kf2 Te2+! 34 Kg3 Pf4 35 Df1 en zwarts stukken overvleugelen de witte.
Maar het verhaal is nog niet uit: na het mindere 31 .. Pf4 bleef het ondanks de gelijke stelling spannend:
Hier speelde ik een minder goeie met 44 .. Td2, want ik overzag 45 Txa6 waarna de machines lange varianten geven die voor mensen als ik onbegrijpelijk zijn, maar ze geven wel -+ als taxatie.
Maar het ongelooflijkste moest nog komen. In deze stelling:
kan wit remise maken met 50 Pf2, waarna zwart het nog wel een beetje kan proberen te winnen, maar wit speelde 50 Pe3??. Na 50 .. Ld3+ gaf wit op. Ik was zo dolgedraaid, want we zaten beiden in tijdnood, dat ik meende dat Sven opgaf, omdat ik een stuk meer had. Maar dat is helemaal niet het geval. Wat wel het geval is: wit gaat mat.
Wat een sprookje: voor het eerst in jaren begin ik in de externe met een overwinning.
B | HWP Haarlem N2 (1905) | 3-3 | Chess Society Zandvoort N1 (1932) |
---|---|---|---|
1 | Enno Noordhoff (2010) | 1-0 | Sven Broersma (2072) |
2 | Harrie van der Peet (1884) | 0-1 | Chris van Bockel (1905) |
3 | Ben de Jong (1902) | ½-½ | Olaf Cliteur (1915) |
4 | Sjoerd van Raaij (1899) | 0-1 | Jacob Strikwerda (1907) |
5 | René Schulenberg (1884) | ½-½ | Boudewijn Eijsvogel (1890) |
6 | Bart de Valk (1850) | 1-0 | Christiaan Houpst (1904) |
Geef een reactie